Van de raadsvergaderingen die ik als raadslid heb meegemaakt is tot op heden die van 27 januari 2011 de meest enerverende. Niet in de laatste plaats omdat ik namens de fractie van het CDA het woord voerde over de verwikkelingen rondom de invulling van het feest in de Koninginnenacht. De hiervoor benodigde evenementenvergunning was aangehouden, omdat binnen het college een meerderheid principiële bezwaren had vanwege het muziekprogramma. Deze gang van zaken was uiteindelijk reden voor het CDA om een motie van treurnis tegen het college in te dienen. Heftige reacties van met name de SGP en HvU waren het gevolg. Het raakte hun principes. Hoe kon het CDA beweren dat principes in deze zaak geen rol mochten spelen? Die uitleg stond op zich duidelijk in de motie, maar door de emoties in de vergadering kwam dit niet tot zijn recht. Reden waarom ik in deze column nader inga op principes in relatie tot de politiek.
Principieële keuze voor verbod erotische evenementen
Het eerste misverstand wat ik daarbij wil wegnemen is dat het CDA niet beweert dat principes geen rol kunnen of mogen spelen binnen de politiek. Een mooi voorbeeld daarvan is uitgerekend te vinden in dezelfde vergadering van 27 januari 2011. Aan de orde was het verbod in de APV voor het organiseren van erotische evenementen. Het CDA heeft ingestemd met dit verbod. Eerder heeft het CDA samen met de CU ervoor gepleit er geen vergunningstelsel aan vast te koppelen. Dit om te voorkomen dat de gemeente verplicht zou kunnen worden mee te werken aan een dergelijke evenement. Duidelijk een principiële keuze. Wel een principiële keuze die op geordende wijze volgens de juiste juridische kaders is gevolgd.
De Koninginnenacht in relatie tot principes
In dat laatste zit het grote verschil met de verwikkelingen rondom de evenementenvergunning voor het feest in de Koninginnenacht. Het kader voor die vergunning is vastgelegd in de APV. Daarin staat dat de burgemeester bevoegd is tot het verlenen van de vergunning. Conclusie: alleen al om die reden is het geen zaak van de wethouders. Voorts is in de APV bepaalt dat eventuele gronden voor het weigeren van de vergunning alleen gelegen kunnen zijn in de openbare orde en veiligheid, milieuhinder en de volksgezondheid. Duidelijk zaken die los staan van de vraag of je het principieel eens bent met de muziekkeuze. Juridisch gezien is het dus helemaal fout dat wethouders zich tegen de vergunningverlening aanbemoeien en zeker als daarbij andere belangen de boventoon voeren dan de zaken waarom het draait in de APV. Uiteindelijk is de APV een kader dat zelf door de gemeenteraad is vastgesteld. Iets waar het college zich aan dient te houden, ongeacht wat hun politieke kleur is.
De andere kant van de medaille
Als we kijken naar het evenement in de koninginnenacht dan blijkt juist dat deze een cruciale rol speelt in het belang van de openbare orde en het tegengaan van hinder. De jeugd heeft behoefte aan een plaats waar ze elkaar op leuke wijze kunnen ontmoeten. Zonder dit evenement vullen ze de nacht op eigen wijze in met alle gevolgen van dien. Dit betekent ook dat het feest in de koninginnenacht voldoende attractiewaarde moet hebben voor de jeugd. Persoonlijk heb ik respect voor principiële bezwaren. Maar ik wil wel wijzen op de andere kant van de medaille. Waar gaat de jeugd naar toe als er geen feest op de haven is? Waar komen ze dan terecht zonder dat de ouders weten waar? Een attractief alternatief wordt door niemand geboden. Reden voor het CDA om er in dit geval hard in te gaan. Niet om principes te kwetsen. Maar juist om duidelijk te maken dat de kaders reeds in 2008 zijn gelegd toen de huidige APV raadsbreed is aangenomen. Juist om te voorkomen dat de jeugd terecht komt in een situatie die helemaal niemand wil.
Één Reactie